Essay over de ethiek van het Europees consumentenrecht
mr. Suzan Slijpen
§ 1. Inleiding: rechtseconomische overwegingen als grondslag voor consumentenbescherming
Recht en rechtvaardigheid zijn nauw met elkaar verbonden.[1] Rechtvaardigheid is een kwaliteit waarnaar het recht als instituut behoort te streven.[2] Ook binnen het vermogensrecht, het overeenkomstenrecht in het bijzonder, is rechtvaardigheid een van de dragende beginselen.[3] Hoewel het contractenrecht van oudsher gestoeld is op de vereffenende rechtvaardigheid, is de laatste decennia een verschuiving zichtbaar. Overwegingen van distributieve rechtvaardigheid zijn langzaam maar zeker een doorslaggevende rol gaan spelen bij de regulering van contractsverhoudingen.
Europees consumentenrecht
Die verschuiving komt zeer duidelijk tot uitdrukking op het gebied van het (Europees) consumentenrecht. Het consumentenrecht is een relatief jong rechtsgebied[4] dat gekenmerkt wordt door een overvloed aan regelgeving met als doel de categoriale dwingendrechtelijke bescherming van consumenten. Wat opvalt, is dat de aandacht voor rechtvaardigheidsoverwegingen de laatste decennia is verslapt.
Ook in het jongste voorstel van het Europees Parlement en Raad betreffende de richtlijn consumentenrechten,[5] zijn rechtvaardigheidsargumenten in geen velden of wegen te bekennen. De Europese wetgever beroept zich tegenwoordig uitsluitend op overwegingen van rechtseconomische aard als grondslag voor de steeds verdergaande bescherming van de consument. Deze ontwikkeling is in termen van rechtvaardigheid problematisch. Gezien de niet aflatende wetgevingsdrang van de Europese wetgever, lijkt een herbezinning op dit punt evenwel geboden.
In dit opstel staat de vraag centraal wat rechtvaardigheid op dit gebied nu eigenlijk vereist. Allereerst zal in ingaan op de vraag wat rechtvaardigheid binnen het vermogensrecht, het contractenrecht in het bijzonder, kan betekenen (§ 2). Daarna besteed ik aandacht aan de verschuiving van vereffenende rechtvaardigheid naar distributieve rechtvaardigheid als primaire grondslag van het overeenkomstenrecht (§ 3). Vervolgens richt ik me op het consumentenrecht (§ 4) en de problematiek van categoriale bescherming (§ 5). Ik besteed voorts aandacht aan de vraag of het tij nog te keren is (§ 6) en zal besluiten met een conclusie (§ 7).
De vraag of er binnen het contractenrecht -het consumentenrecht in het bijzonder- überhaupt plaats zou moeten zijn voor normen van distributieve rechtvaardigheid, zal ik verder in het midden laten. Ik volsta ermee op deze plek te vermelden dat de meningen daarover verdeeld zijn.[6]
§ 2. Rechtvaardigheid binnen het vermogensrecht
Het begrip rechtvaardigheid is niet eenvoudig af te bakenen. Het begrip is niet eenduidig in die zin, dat er verschillende vormen van rechtvaardigheid mogelijk zijn. Teneinde het begrip wat inzichtelijker te maken, kan men wellicht het best aansluiting zoeken bij het onderscheid tussen verdelende en vereffenende rechtvaardigheid.[7]
De verdelende of distributieve rechtvaardigheid ziet op de maatstaven voor de verdeling van maatschappelijke goederen of welvaart onder de leden van de gemeenschap. Indien de welvaart op rechtvaardige wijze is verdeeld, is er een status quo bereikt. Rechtvaardigheid vereist vervolgens dat deze status quo wordt gehandhaafd en verschoond blijft van inbreuken. Maakt men echter tòch een inbreuk op de aldus gevonden status quo, dan komt de vereffenende rechtvaardigheid in beeld. Die vorm van rechtvaardigheid biedt maatstaven met behulp waarvan kan worden bepaald wanneer sprake is van een inbreuk op de status quo en hoe die dient te worden hersteld.[8]
Indien men het vermogensrecht beschouwt in termen van rechtvaardigheid, dan wordt al gauw duidelijk dat distributieve vaardigheid niet het wezen van dit rechtsgebied vormt. Distributieve rechtvaardigheid vereist een (politieke) keuzeom -ter behartiging van het algemeen belang- uit de mogelijke manieren van welvaartsverdeling de meest geëigende te kiezen. Traditioneel is dit het terrein van het publiekrecht. Men ziet het beginsel van distributieve rechtvaardigheid bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in de keuze voor een progressief belastingstelsel en bij de vormgeving van het sociale zekerheidsrecht. [9]
Bescherming van het eigendomsrecht
Het is daarmee vooral de vereffenende rechtvaardigheid die zijn stempel op het vermogensrecht heeft gedrukt. Dat blijkt onder meer uit het belang dat wordt toegekend aan de bescherming van bepaalde bezitsverhoudingen via (een vorm van) het eigendomsrecht. Maar de vereffenende rechtvaardigheid ziet op meer dan enkel de bestendiging van de status quo. Het bevat tevens normen die aangeven onder welke voorwaarden vermogensverschuivingen kunnen ontstaan (ruilrechtvaardigheid) en in welke gevallen dergelijke verschuivingen niet geoorloofd zijn en vereffening noodzakelijk is (corrigerende rechtvaardigheid).[10] Ruilrechtvaardigheid heeft zijn weerslag gekregen in het contractenrecht, terwijl men de corrigerende rechtvaardigheid met name in het aansprakelijkheids- en onrechtmatige daadrecht aantreft.
Bij de vereffenende rechtvaardigheid speelt autonomie een belangrijke rol. Dat blijkt onder meer uit het belang dat wordt toegekend aan het eigendomsrecht, dat een eigenaar de bevoegdheid geeft om ongestoord over een goed te beschikken.[11] In geval van ruilrechtvaardigheid blijkt het belang van autonomie uit de omstandigheid dat geldige (lees: rechtvaardige) contracten enkel uit vrije wil tot stand kunnen komen. Partijautonomie en de daaruit voortvloeiende contractsvrijheid zijn danook grondbeginselen van het contractenrecht.[12]
Handelingsvrijheid en vermogensbescherming
Ook bij de corrigerende rechtvaardigheid is het belang van autonomie nauwelijks te onderschatten. Eenieder heeft het recht om te handelen op een wijze die hem goeddunkt, tenzij dittot gevolg heeft dat anderen in hun handelingsvrijheid worden beperkt. Men dient tot op zekere hoogte rekening te houden met de belangen van anderen door een bepaalde mate van zorg te betrachten. Hol drukt het, in navolging van Kant, aldus uit: ‘recht moet worden begrepen als een manier om de vrijheid van de een af te stemmen op die van de ander, zodat al die vrijheden samen kunnen gaan.’[13] Als men te weinig rekening houdt met de vrijheid van anderen en bijgevolg zelf te veel ruimte neemt, ontstaat er een onrechtmatige vermogensverschuiving in de vorm van schade. De corrigerende rechtvaardigheid voorziet dan in normen die vereffening mogelijk maken.
§ 3. Van vereffenende naar distributieve rechtvaardigheid
De vereffenende rechtvaardigheid en de daaraan complementaire notie van autonomie vormt in beginsel het uitgangspunt van ons vermogensrecht.
In de loop van de 19e en 20e eeuw werd duidelijk dat het ideaal van contractsvrijheid niet in alle gevallen tot aanvaardbare resultaten leidde.[14] De Industriële Revolutie bracht – behalve rijkdom voor een enkeling – vooral een proletariaat van arbeiders voort dat rechteloos was, weinig verdiende en ernstig te lijden had onder de lange arbeidstijden, ziekte, armoede en slechte huisvesting.[15] Deze enorme maatschappelijke misstanden maakten overheidsingrijpen noodzakelijk. Langzaam maar zeker werd het vrijheidsideaal ingeruild voor het ideaal van gelijkheid en solidariteit. De ontwikkeling van het arbeidsrecht, het huurrecht en het sociale zekerheidsrecht dient tegen deze achtergrond begrepen worden. Contractsvrijheid maakt plaats voor dwingendrechtelijke beschermende bepalingen teneinde de juridische positie van de zwakkere partijen in de maatschappij te versterken.
Vereffenende rechtvaardigheid en autonomie als uitgangspunten van het vermogensrecht verdwijnen naar de achtergrond en distributieve rechtvaardigheid treedt op de voorgrond. Het recht ontwikkelt zich steeds meer tot een instrument om te verdelen en te herverdelen.[16] Aldus ontstaat de sociale verzorgingsstaat.
§ 4. Consumentenrecht als uitvloeisel van distributieve rechtvaardigheid
Ook de latere ontwikkeling van het Europees consumentenrecht kan tegen deze achtergrond begrepen worden. Consumentenrecht kan omschreven worden als het totaal van normen, regels en instrumenten dat de juridische implementatie vormt van verschillende initiatieven die zien op het waarborgen of vermeerderen van de bescherming van consumenten op de economische markt.[17]
Aandacht voor de consument ontstond in de jaren zestig van de vorige eeuw.[18] In navolging van ontwikkelingen in de Verenigde Staten en gevoed door het gedachtegoed van de verzorgingsstaat, zagmen een noodzaak om de consument als marktdeelnemer te beschermen tegen de vele ‘gevaren’ die de groeiende consumptiemaatschappij met zich bracht. Aanvankelijk gebeurde dat voornamelijk op nationaal niveau[19], maar vanaf 1970 kreeg ‘de consument’ ook op Europees niveau aandacht. Het eerste actieplan gericht op consumentenbescherming trad in werking in 1975, in navolging van de Top van Parijs in 1972.[20] Sindsdien heeft het Europees consumentenrecht zich in hoog tempo ontwikkeld en bestaat er op dit gebied inmiddels een aanzienlijke hoeveelheid wetgeving.[21]
Evenwicht tussen zwakke en sterke marktpartij met juridische middelen herstellen
Traditioneel vormen overwegingen van distributieve rechtvaardigheid de grondslag van dit rechtsgebied. Uitgangspunt is de juridisch en economisch ongelijkwaardige verhouding tussenprofessionele marktpartijen enerzijds en consumenten anderzijds.[22] Het evenwicht tussen de beide marktpartijen dient te worden hersteld door versterking van de juridische positie van de consument.
Daartoe wordt de aan consument een verregaande vorm van bescherming toegekend, niet alleen in de vorm van dwingendrechtelijke voorschriften omtrent de vorm en inhoud van het contract[23], maar ook door professionele marktpartijen allerlei informatieplichten op te leggen.[24]
Van arbeider tot huurder tot consument
Het consumentenrecht bevat een aantal opvallende kenmerken die uit het oogpunt van rechtvaardigheidsoverwegingen aandacht verdienen.
Allereerst valt op dat de consument – anders dan zijn voorgangers (de arbeider en de huurder) - zich niet op één specifiek terrein beweegt en aldaar bescherming verdient. Van een beperking tot één bepaald terrein of één bepaalde overeenkomst is geenszins sprake. Consumenten kopen en huren, sluiten verzekeringen en abonnementen af, stellen zich borg en zijn actief op de beleggingsmarkt.[25] Daar komt bij dat‘consumers, by definition, include all of us’ zoals president Kennedy het uitdrukte.[26] Iedereen handelt met enige regelmaat als consument.
Verder valt op dat er steeds sprake is van categoriale bescherming: de consument wordt in zijn hoedanigheid beschermd. Niet relevant is of de betrokkene daadwerkelijk bescherming verdient of behoeft.[27] In het verlengde daarvan wordt een tamelijk rigide onderscheid gemaakt naar contractsinhoud: er zijn commerciële overeenkomsten enerzijds en consumentenovereenkomsten anderzijds.
Tot slot valt op dat het rechtvaardigheidsargument als grondslag van het consumentrecht, langzaam maar zeker van het toneel is verdwenen om plaats te maken voor overwegingen van rechtseconomische aard.[28] Bijgevolg vraagt de Europese wetgever zich niet langer af wat rechtvaardigheid op dit gebied nu eigenlijk vereist. Dat is problematisch omdat de omvang van het consumentenrecht in hoog tempo toeneemt en de consument een steeds verdergaande bescherming wordt toegekend ten nadele van zijn professionele wederpartij. Het consumentenrecht lijkt daarmee zijn eigenlijke doel –herstel van onevenwichtigheden- voorbij te streven. Een herbezinning op dit punt is– zeker in het kader van de onlangs voorgestelde Richtlijn consumentenrechten[29]- op zijn plaats.
§ 5. Contractsverhoudingen: categoriale bescherming en willekeur
De voornaamste reden om consumenten te beschermen is gelegen in de veronderstelling dat zij onvoldoende in staat zijn voor hun eigen belangen op te komen. Zonder enige vorm van bescherming zullen zij afgetroefd worden door een machtigere, ervarener en beter geïnformeerde wederpartij.[30] De consument is in die optiek een ‘zwakke domoor’[31] die per definitie behept is een slecht beoordelingsvermogen.[32] Aan consumenten wordt een categoriale vorm van bescherming toegekend doordat het consumentenrecht een scherp onderscheid naar hoedanigheid maakt. Het consumentenrecht gaat uit van scheve contractsverhoudingen. De enkele omstandigheid dat iemand als consument optreedt, is voldoende om voor bescherming in aanmerking te komen. De keerzijde hiervan is dat een ondernemer structureel van die bescherming wordt uitgesloten.
Gezien het primaire doel van het consumentenrecht, is die categoriale bescherming -alsmede de daaraan complementaire structurele uitsluiting- nogal merkwaardig. De ene consument is immers de andere niet. Er zijn mondige en goed geïnformeerde consumenten die niet direct als de zwakkere contractspartij behoeven te worden gekwalificeerd. De ene consument zal zeer goed in staat zijn om zijn eigen belangen te behartigen, terwijl de andere dat niet is. Van een onevenwichtigheid zal derhalve niet in alle gevallen sprake zijn.
De ene ondernemer is de andere niet
Uiteraard zijn er ook ondernemers in allerlei soorten en maten. Er zijn grote multinationals die wereldwijd opereren en gebruik maken van geraffineerde marketingstrategieën en er zijn kleine eenmanszaken die het moeten hebben van toevallige passanten. Niet iedere consument behoeft bescherming, net zo min is iedere ondernemer van nature de sterkere contractspartij.
Niet valt in te zien waarom consumenten een beroep toekomt op beschermende bepalingen indien van ongelijkwaardigheid geen sprake is en evenmin valt in te zien waarom kleine ondernemers van een dergelijke bescherming worden uitgesloten.
Contractsinhoud
Dat brengt mij bij het volgende punt. De categoriale bescherming van de consument komt ook tot uitdrukking op een ander terrein, namelijk dat van de contractsinhoud.
De werkingssfeer van het consumentrecht wordt immers nader afgebakend doordat het een scherp onderscheid maakt tussen commerciële overeenkomsten en consumentenovereenkomsten. De vraag is echter of een dergelijk onderscheid uit het oogpunt van rechtvaardigheid wel zo’n goed idee is. Het is natuurlijk waar dat een eenvoudige consumentenovereenkomst (de koop van een tube tandpasta bij de drogist) en grote commerciële overeenkomsten (de aankoop van een partij ruwe olie) weinig met elkaar gemeen hebben.[33]
Hesselink merkt in dat verband op dat het verschil in contractsinhoud dermate groot is, dat het wereldvreemd aandoet deze in termen van dezelfde abstracte begrippen ‘koop’,[34] ‘obligatoire overeenkomst’,[35] en ‘rechtshandeling’[36] te behandelen. Het rigide onderscheid tussen handelsovereenkomsten en consumentenovereenkomsten gaat uit van een soortgelijke wereldvreemde abstractie. De werkelijkheid is immers vele malen genuanceerder dan zo’n simplistisch, binair stelsel suggereert.[37]
Consumentenovereenkomsten versus handelsovereenkomsten
Consumentenovereenkomsten vormen in het verlengde van het voorgaande geen homogene groep, handelsovereenkomsten evenmin. Beide omvatten een bonte verzameling van allerhande soorten contractuele verhoudingen en bepalingen.[38] Het is moeilijk voorstelbaar dat een eventuele onevenwichtigheid tussen twee partijen enkel tot uitdrukking zal komen in consumentenovereenkomsten en niet (ook) in handelsovereenkomsten. Categoriale bescherming van de consument of categoriale uitsluiting van een professioneel handelende partij naar contractsinhoud, zal dus eerder leiden tot méér in plaats van minder onevenwichtigheid.
Nu hieruit volgt dat het onderscheid naar hoedanigheid en inhoud niet zo gemakkelijk gemaakt kan worden, doet de huidige rigide tweedeling arbitrair aan. Gezegd kan worden dat het consumentenrecht zijn eigenlijke doel op een aantal punten ver voorbij streeft. In termen van distributieve rechtvaardigheid, wordt het consumentenrecht steeds onrechtvaardiger.
§ 6. Is het tij nog te keren?
Een terughoudender benadering is wellicht op zijn plaats. Met Hartlief[39] ben ik van mening dat meer aandacht dient uit te gaan naar vragen als:
- Met welke problemen worden consumenten en ondernemers nu daadwerkelijk geconfronteerd?
- In welke gevallen leiden die problemen daadwerkelijk tot grote maatschappelijke onevenwichtigheden?
- Is categoriale dwingendrechtelijke bescherming dan wel categoriale uitsluiting wel de aangewezen weg om eventuele onevenwichtigheden uit de weg te ruimen of kan men beter aansluiting zoeken bij bepalingen uithet bestaande contractenrecht?[40]
Rechtspraak: redelijkheid en billijkheid
Een en ander zou kunnen worden opgelost door aansluiting te zoeken bij een algemeen recht van onevenwichtige overeenkomsten waarin de mate van onevenwichtigheid de mate van bescherming bepaalt. In verschillende lidstaten ontwikkelt het algemene contractenrecht zich de laatste decennia inmiddels in die richting. In de loop van de 20e eeuw heeft de rechtspraak -met een beroep op de redelijkheid en billijkheid- nieuwe normen en leerstukken ontwikkeld[41] die partijen verplichten om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van een ander.
Gevarieerde rechtswerkelijkheid van de individuele gevallen
Er dient meer aandacht te komen voor specifieke verschillen in macht, ervaring en informatie in individuele gevallen, waarbij de mate van onevenwichtigheid een doorslaggevende rol moet spelen bij het al dan niet toekennen van een bepaalde mate van bescherming. Dat past beter bij de gevarieerde rechtswerkelijkheid en doet eveneens recht aan overwegingen van distributieve rechtvaardigheid.
§ 7. Conclusie: consumentenrecht streeft zijn doel voorbij
Het consumentenrecht, als uitvloeisel van de distributieve rechtvaardigheid, ziet primair op het herstellen van onevenwichtigheden binnen contractsverhoudingen. Het is duidelijk geworden dat categoriale bescherming van de consument en het daarmee gepaard gaande rigide onderscheid tussen consumenten en consumentencontracten enerzijds en ondernemers en handelsovereenkomsten anderzijds, geen recht doet aan de werkelijkheid. In zijn huidige vorm streeft het consumentenrecht zijn oorspronkelijke doel voorbij. In termen van rechtvaardigheid verdient een genuanceerde benadering van de bescherming van de consument de voorkeur. Een herbezinning op dit punt is derhalve geen overbodige luxe. Dat de Europese wetgever een dergelijke herbezinning in het kader van de aanstaande richtlijn consumentenrechten (weer) heeft nagelaten, is dan ook een gemiste kans.
Lijst van aangehaalde literatuur:
Asser/Hartkamp/Sieburgh, (2010)
Asser- A.S. Hartkamp, C.H. Sieburgh, Verbintenissenrecht 6-II*, Deventer: Kluwer 2009
Van den Bergh, (2007)
G.C.J.J. van den Bergh, Geleerd recht. Een geschiedenis van de Europese rechtswetenschap in vogelvlucht, Deventer: Kluwer 2007
Hartlief, (2004)
T. Hartlief, ‘Autonomie en solidariteit. Beweging in het verbintenissenrecht’, oorspronkelijk opgenomen in WPNR 2004, 6564. Te downloaden via www.wpnr.nl
Hesselink, (2007)
M.W. Hesselink, ‘Naar een (Europees) wetboek van consumentenrecht?’, oorspronkelijk opgenomen in NJB 2007, 693. Te downloaden via http://www.kluwer.nl
Hol, (2010)
A.M. Hol, ‘Hoeveel gerechtigheid verdraagt het burgerlijk recht?’, oorspronkelijk opgenomen in
Hondius en Rijken (2011)
E.H. Hondius en G.J. Rijken (red.) , Handboek Consumentenrecht, Zutphen: Uitgeverij Paris 2011
Hondius, (2009)
E.H. Hondius, ‘De wonderbaarlijke wedergeboorte(n) van de consument’, Ars Aequi 2009, p. 379
Mortelmans en Watson (1995)
K. Mortelmans en S. Watson, ‘The notion of consumer in community law: a lottery?’, Tijdschrift voor consumentenrecht, 1995-4 p. 229-246
Rinkes, (2009)
J.G.J Rinkes, ‘De consument als zwakke partij’, Ars Aequi, 2009-6 p. 380-387
Rinkes, (1996)
J.G.J. Rinkes, ‘Tien jaar ongelijkheidscompensatie in het consumentenrecht: verdelende rechtvaardigheid, marktwerking en (zelf)regulering’, Sociaal Recht 1996 11, p. 306-311
Rosier (2010)
T.E. Rosier, ‘Rechtvaardigheid’, uit: T.E. Rosier (red.) Grondslagen van het recht. Achtergronden, Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2010. Opgenomen in: Reader Recht en Ethiek 2011-2012, Universiteit Utrecht, p. 28-49
Schilfgaarde, (2010)
P. van Schilfgaarde, ‘Recht als taalgang’, oorspronkelijk opgenomen in WPNR 2010, 6843. Te downloaden via www.wpnr.nl
Smits, (2009)
J.M. Smits, ‘Consumentenrecht: een zaak voor de Europese Unie? Een kritische beschouwingover het ontwerp voor een Europese richtlijn consumentenrechten’, Ars Aequi 2009, p. 367-373
Smits (2006)
J.M. Smits, ‘Europese integratie in het vermogensrecht: een pleidooi voor keuzevrijheid’, in D.M. Curtin e.a. (red.), Handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging 2006-1, Deventer: Kluwer 2006, p. 57-104
Smits (2006a)
J.M. Smits, ‘Europese codificatie en commercieel contractenrecht: ‘social justice’ of een optionele code?’, in Brinkhof, de Cock Buning, Hondius (red.), Contracteren internationaal (opstellen aangeboden aan prof. mr. F. Willem Grosheide), Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2006, p. 329-338
Noten:
[1] Hol, (2010), p 1; Rosier (2010), p. 28
[2] Schilfgaarde, (2010), p. 8; zie tevens Rosier, (2010), p. 28
[3] Hol, (2010), p. 1
[4] Op 15 maart 2012 zal het consumentenrecht zijn 50e verjaardag vieren
[5] Commissie van de Europese Gemeenschappen, Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, COM(2008) 614 definitief
[6] Zie daarover o.m.: Smits (2006), p. 91 en Smits (2006a), p 232-233; Hol, (2010), p. 6
[7] Dit is een verdeling die Aristoteles reeds hanteerde, zie o.m. Hol, (2010),p. 1 en Rosier, (2010), p. 29-31. Zie echter ook Smits, 2006, die in dit verband spreekt over de ‘vergeldende rechtvaardigheid’, p. 91
[8] Hol, (2010), p. 1
[9] Smits, (2006), p. 91
[10] Rosier, (2010), p. 32-36 ; Hol, (2010), p. 2
[11] Hol, (2010) p. 2
[12] Zie Asser/Hartkamp/Sieburgh, (2010), p. 40. Beginselen van partijautonomie en contractsvrijheid werden sterk benadrukt na de Franse Revolutie en met succes gepropageerd door Rousseau en Kant
[13] Hol, (2010) p. 2
[14] Hartlief,(2004), p. 2
[15] Van den Bergh, (2007), p. 102. Men duidde de maatschappelijke misstanden ook wel aan als ‘de sociale kwestie’.
[16] Hol, (2010), p. 3 Zie tevens Asser/Hartkamp/Sieburgh, (2010), p. 36, randnr. 3
[17] Rinkes (1996), p. 306 en Rinkes, (2009), p. 382
[18] Als startpunt geldt hier J.F. Kennedy’s ‘Special Message to the Congress on Protecting the Consumer Interest’ van 15 maart 1962, waarin Kennedy de beroemd geworden woorden ‘Consumers, by definition, include us all’ uitspreekt.
[19] Smits, (2009) p. 367
[20] Mortelmans en Watson (1995), p. 237
[21] Denk aan Richtlijn 85/577/EEG betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, Publicatieblad EG L 372/31, 31 december 1985 (colportage); Richtlijn 93/13/EEG betreffend oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, Publicatieblad EG L 95/29, 21 april 1993; Richtlijn 97/7/EG betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten, Publicatieblad EG L 144/19, 4 juni 1997; Richtlijn 2000/31/EG betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, Publicatieblad EG L 178/1. 17 juli 2000
[22] Rinkes (1996) p. 306; Hondius en Rijken (2011), p. 33
[23] Denk bijvoorbeeld aan de regeling van de onredelijk bezwarende bedingen in artikel 6:236 BW (zwarte lijst) en artikel 6:237 BW (grijze lijst), of het vormvoorschrift dat is opgenomen in artikel 7:2 lid 1 BW
[24] Men kan hier denken aan de informatieplichten zoals opgenomen in artikel 7:46c BW. Voor zover de verkoper in gebreke blijft, wordt dit in artikel 7:46d lid 1 BW gesanctioneerd.
[25] Hartlief, (2004), p. 3
[26] J.F. Kennedy, ‘Special Message to the Congress on Protecting the Consumer Interest’, rede uitgesproken op 15 maart 1962
[27] Hartlief, (2004)
[28] Zie bijvoorbeeld de preambules van Richtlijn 93/13/EEG betreffend oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, Publicatieblad EG L 95/29, 21 april 1993, Richtlijn 97/7/EG betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten, Publicatieblad EG L 144/19, 4 juni 1997 en Richtlijn 2000/31/EG betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, Publicatieblad EG L 178/1. 17 juli 2000. Kenmerkend is dat er steeds een beroep wordt gedaan op de verwezenlijking van de interne markt, de bevordering van de intracommunautaire handel, en voorkomen dan wel opheffen van concurrentievervalsing. Zie tevens Hondius (2009), p.379
[29] Commissie van de Europese Gemeenschappen, Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten, COM(2008) 614 definitief; Hesselink, (2007)
[30] Hesselink, (2007), p. 3
[31] Hartlief, (2004), p. 4
[32] Hartlief, (2004), p. 4
[33] Hesselink (2007), p 3
[34] Titel 7.1 BW
[35] Titel 6.5 BW
[36] Titel 3.2 BW
[37]Hesselink (2007), p. 3
[38] Hesselink (2007), p. 3
[39] Hartlief, (2004), p.4
[40] Denk aan artikel 6:2 BW of 6:248 BW
[41] Denk aan precontractuele aansprakelijkheid, vertrouwensbescherming bij de toepassing en uitleg van overeenkomsten, zie Hesselink (2007), p 4